Toen ik nog naar het revalidatiecentrum ging, trainden mijn fysio- en ergotherapeuten me om lichaamssignalen te herkennen en serieus te nemen. Dat ging dan ongeveer zo:
“Wat voel je?” vraagt de fysiotherapeute terwijl ik op een grote blauwe bal zit en mijn best doe om mijn balans te bewaren en tegelijkertijd mijn voet iets van de grond te krijgen. Ik stop met de oefening en kijk haar aan. Ik heb geen idee. Niks. Ik weet het niet. Er komen meer vragen. “Kan je nog verder of kan dat eigenlijk niet? Welk cijfer geef je je pijn? Welk cijfer je vermoeidheid?”
Elke afspraak ging het een stukje beter. We kwamen er al snel achter dat ik goed ben in het herkennen van signalen, maar die moesten vervolgens ook gecategoriseerd worden. “Wat gebeurt er voordat je niet meer kunt? Wat voor signalen geeft je lichaam al lang voordat je pijn krijgt?” Ik weet nog dat ik het moeilijke vragen vond. “Trillen” antwoordde ik. “Wat nog meer?” “Een zwaar gevoel in mijn been.” Na zulke antwoorden moest ik de oefening herhalen met de opdracht om te stoppen wanneer mijn been zwaar voelde.
Nu ik thuis zit is het nog steeds belangrijk om mijn lichaamssignalen serieus te nemen. De eerste weken van de quarantaine deed ik dat niet zo goed. Ik had gedacht, hoopvol, dat mijn klachten minder zouden zijn tijdens de quarantaine. Dat ik nu fluitend, zonder pijn en problemen door mijn revalidatie oefeningen zou gaan. Dat ik minder rust nodig had.
Ik ben natuurlijk nog steeds chronisch ziek. Het verwondert me dat ik kennelijk, onbewust dacht: als ik niet meer naar het revalidatiecentrum ga, is alles makkelijker. Alles is natuurlijk hetzelfde gebleven want het cliché van "het maakt niet uit waar ik ben, ik neem altijd mezelf mee" gaat ook op voor revalideren.
Ik moet nu zelf thuis vier keer per week oefeningen doen. Ik heb geleerd om alles bij te houden in een schriftje. Hoeveel herhalingen ik bij een oefening doe, maar ook hoe ik me voel. Ik volg een vast schema met vaste oefendagen en vaste oefeningen. De opdracht die ik heb meegekregen is om goed op mijn lichaamssignalen te letten en vooral te zorgen dat ik niet terugval. Een terugval zou zijn als het me niet meer lukt om de oefeningen te doen. Mijn opdracht is, stabiliseren, stabiliseren en nog eens stabiliseren, totdat ik weer kan komen.
Het laatste wat mijn fysiotherapeut over de telefoon tegen me zei was: "je kan niet te langzaam gaan."